Onderzoek: Verlatingsangst bij Honden

Behavioural characteristics of dogs with separation-related problems

Een hoofdklasse van stoornissen bij huisdieren is scheidingsgerelateerde problemen (Seksel en Lindeman, 2001). Deze hoofdklasse kan worden onderverdeeld in meerdere subklassen, één van deze subklassen is scheidingsangst. Scheidingsangst is gedrag dat wordt gemotiveerd door angst en welke uitsluitend voorkomt indien de hond is gescheiden van de eigenaar. Tot op heden was er verwarring over de term scheidingsangst. De term werd algemeen gebruikt om alle ongewenste gedragingen met betrekking tot scheiding te beschrijven. Echter, sommige probleemgedragingen zijn niet verwant aan angst. Daarom wordt in dit onderzoek gesproken over ‘scheidingsgerelateerde problemen’. Dit zijn probleemgedragingen die gerelateerd zijn aan scheiding van de eigenaar, zoals vocaliseren, onzindelijkheid, overmatig kwijlen, ontsnappen en vernielen. Deze probleemgedragingen zijn de klachten, ook wel primaire gedragskenmerken genoemd, waarmee de eigenaar bij een gedragstherapeut komt (Appleby en Pluijmakers, 2003; Flanningan en Dodman, 2001; King, 2000; Lund en Jørgensen, 1999; Schwartz, 2003; Seksel en Lindeman, 2001). ‘Scheidingsangst’ verwijst specifiek naar scheidingsgedrag dat door angst wordt gemotiveerd, zoals rusteloosheid, overmatig begroeten, verlaagde houding, volgen van eigenaar, verlies van eetlust, ongemak, bij de deur staan. Dit zijn de secundaire gedragskenmerken. (Appleby en Pluijmakers, 2003; Flannigan en Dodman, 2001; Lund en Jørgensen, 1999; Schwartz, 2003; Seksel en Lindeman, 2001; Topál et al., 1998; Prato-Previde et al., 2003, McCrave, 1991, Borchelt en Voith, 1996).

In dit onderzoek zal de nadruk liggen op scheidingsgerelateerde problemen. Tot op heden is er nog geen gedragstest om scheidingsangst te diagnosticeren. Bruijckere (2005) en Ruiz Izaguirre (2005) hebben een pilotstudy verricht met als doel het ontwikkelen van een gedragstest om scheidingsangst te diagnosticeren. Timmermans (2006) maakte enkele aanpassingen aan de pilottest en voerde de test bij een groter aantal honden opnieuw uit.

Tijdens dit onderzoek is een analyse gedaan naar twee secundaire gedragskenmerken van scheidingsangst (lichaamshouding en plaats in de testruimte) aan de hand van het videomateriaal van de testen van Timmermans (2006), omdat haar resultaten aantoonde dat deze mogelijk een belangrijke rol kunnen spelen in het diagnosticeren van scheidingsangst. Timmermans (2006) heeft in totaal 63 honden getest, waarvan 23 controle honden en 40 honden die gedragsproblemen vertonen wanneer ze gescheiden worden van hun eigenaar. De videobanden van de test van Timmermans (2006) zijn gebruikt voor de gedragsobservaties. Het gedrag van de hond werd geobserveerd door middel van continue gedragssampling. De volgende gedragscategorieën zijn onderscheiden: houding staart, houding oren en positie in ruimte (deur, stoel, bank, tapijt). Tevens is een hond-eigenaar relatietest ontwikkeld en beoordeeld. In deze test zijn totaal 13 honden getest, 8 controlehonden en 5 honden met scheidingsgerelateerde problemen. Het experiment zelf bestond uit twee delen. Het eerste deel bestond uit een vragenlijst, welke is ingevuld door de eigenaar, over de achtergrond van de hond. Het tweede deel bestond uit een gedragstest, deze vond plaats bij de eigenaar thuis. In deze test was specifiek aandacht voor de dominantieverhouding en de binding tussen hond en eigenaar in relatie tot scheidingsgerelateerde problemen.

Het uiteindelijke doel van het project is het ontwikkelen van een gedragstest om honden met scheidingsangst te kunnen diagnosticeren. Om dit te bereiken moest eerst onderzocht worden of de gedragstest geschikt is om scheidingsgerelateerde problemen te detecteren en of deze testin de toekomst geschikt is om scheidingsangst te kunnen diagnosticeren. Daarom was het doel van dit onderzoek te onderzoeken of de houding van de hond en de positie in de testruimte verwant zijn met scheidingsgerelateerde problemen. Verder is gekeken naar het verband tussen de hond-eigenaar relatie en scheidingsgerelateerde problemen.

De onderzoeksvragen waren:
1. Zijn er verschillen in houding tussen honden met en zonder scheidingsgerelateerde problemen?
2. Zijn er verschillen in de positie van het dier in de testruimte tussen honden met en zonder scheidingsgerelateerde problemen?
3. Zijn er verschillen in de hond-eigenaar relatie tussen honden met en zonder scheidingsgerelateerde problemen?

De analyse van de secundaire gedragskenmerken toont een significant verschil in staart- en oor houdingen en de positie in de ruimte tussen controle en probleemhonden. Verschillen tussen de intervallen lieten zien dat een ‘Neutrale staart’ houding het meest is vertoont in interval 1. In interval 2 laten de honden het meest een verlaagde staart houding zien. Echter er was geen significant verschil voor deze houding tussen de twee groepen. De resultaten laten zien dat probleemhonden langer een ‘Neutrale staart’ positie vertonen dan de controle honden die langer een ‘Niet zichtbare staart’ positie vertonen in interval 2. In het tweede interval vertonen de probleemhonden meer overgangen in staart en oor houding dan de controlegroep. Verder waren de probleem honden frequenter in de vier verschillende delen van de testruimte dan controle honden in interval 2. Deze resultaten duiden erop dat de probleemhonden onrustiger waren wanneer ze alleen waren dan de controlegroep. Verschillen tussen de intervallen lieten zien dat in interval 3 de honden een verlaagde lichaamshouding laten zien die wordt gevolgd door een ‘Hoge staart’ houding.

Een principale componenten analyse is uitgevoerd om de hoeveelheid data te reduceren en om te zien of bepaalde gedragingen samenhangen binnen een bepaalde component. Om invloed van factoren als leeftijd, geslacht en herkomst op de data te beperken, is de data daarvoor gecorrigeerd. De resultaten geven aan dat grote componenten gerelateerd waren aan “aandacht vragen” (18,08 van variantie), “rusteloosheid” (17,51% van variantie) en “passief gedrag” (20,98% van variantie) voor interval 1, 2 en 3 respectievelijk.

De resultaten van de hond-eigenaar relatietest doen vermoeden dat er een verschil is voor de dominantietesten tussen controle- en probleemhonden. Bij probleemhonden wordt een bepaald gedrag vaker gevolgd door een bepaald stressgedrag dan bij controlehonden. De controlehonden vertonen meer een ‘Hoge staart’ dan de probleemhonden tijdens de dominantie testen. De hechtingstest leiden tot meer “volggedrag” en “staan/zitten bij de deur/ het raam wanneer de hond alleen is” bij honden met scheidingsgerelateerde problemen dan bij controlehonden.

In het algemeen kan er geconcludeerd worden dat de gedragstest van Timmermans (2006) mogelijk een goed hulpmiddel is om objectief de verschillen in lichaamshouding en positie in de testruimte voor honden met scheidingsangst te diagnosticeren. Verder kan worden gesuggereerd dat de hond-eigenaar relatie test mogelijk een goed hulpmiddel is om scheidingsangst te diagnosticeren.

Documenten

 TitleCategorySize Created DateDescriptionClicks
Honden die niet alleen thuis kunnen zijn. 34.97 KBDownload3/29/2018Colloquium Adaptatiefysiologie, maart 2006 - Student: Esther Timmermans Begeleiders: Joanne van der Borg en Johanna de Groot0
Samenvatting onderzoek Ebel: verlatingsangst 22.61 KBDownload3/23/2016Samenvatting onderzoek Ebel: verlatingsangst966